Hoge Raad beslist over btw-heffing privégebruik auto
Hoge Raad beslist over btw-heffing privégebruik auto
De Hoge Raad heeft op 21 april 2017 vier uitspraken gedaan over btw die moet worden betaald over het privégebruik van auto’s van de zaak. In deze uitspraken oordeelt de Hoge Raad over problemen die samenhangen met de ingrijpende wijziging van de heffing van btw over het privégebruik van een auto van de zaak per 1 juli 2011. Dat meldt Rechtspraak.nl.
In twee van de vier zaken verwijst de Hoge Raad de zaak naar Hof ’s-Hertogenbosch. Dit hof moet onderzoeken wat de omvang van het privégebruik van de auto’s in die zaken is.
Afwijken van betaalde eigen bijdrage mag
In de andere twee zaken zijn alle klachten door de Hoge Raad ongegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat terecht de normale waarde als vergoeding in aanmerking wordt genomen, en niet de door de werknemers betaalde vergoeding. Zonder deze maatregel is het anders mogelijk dat minder belasting is verschuldigd dan wanneer de diensten van een onafhankelijke derde worden betrokken.
ACHTERGROND BTW OVER PRIVÉGEBRUIK
Vanaf 1 juli 2011 is de werkgever – indien voor het gebruik van de auto geen vergoeding wordt ontvangen – btw verschuldigd over de kosten van het privégebruik.
Forfaitaire regeling
Omdat deze kosten niet altijd eenvoudig zijn vast te stellen, heeft de staatssecretaris van Financiën besloten dat werkgevers ervoor mogen kiezen voor het privégebruik 2,7 procent van de catalogusprijs van de auto aan btw te betalen (forfaitaire regeling).
Btw verschuldigd bij lagere vergoeding: normale waarde
Als de werknemer voor het privégebruik van de auto aan de werkgever een vergoeding moet betalen, geldt sinds 1 juli 2011 dat als deze vergoeding lager is dan in de markt gebruikelijk, btw verschuldigd is over deze hogere marktwaarde (‘normale waarde’).
Teruggaaf van btw
De Hoge Raad oordeelt dat als het gebruik van de forfaitaire regeling ertoe heeft geleid dat de werkgever meer btw heeft betaald dan over de aan het privégebruik toe te rekenen (werkelijke) uitgaven, de werkgever in zoverre recht heeft op een teruggave van btw.
Gegevens verstrekken over omvang privégebruik
De werkgever moet dan gegevens verstrekken over de omvang van het privégebruik. Daarbij kan worden gedacht aan de aard van de onderneming, de zakelijke doeleinden waarvoor de auto
bruikbaar is, de werkzaamheden binnen de onderneming van degene die de auto gebruikt of statistische gegevens. De kilometeradministratie is niet het enige bewijs dat hiervoor wordt toegelaten.
Geen ongerechtvaardigd verschil in behandeling
In twee van de vier zaken was aangevoerd dat leaseauto’s voor de btw anders worden behandeld dan auto’s die de werkgever in eigendom heeft, onder meer omdat voor leaseauto’s die zonder vergoeding voor privédoeleinden worden gebruikt, geen heffing van btw verschuldigd zou zijn. De Hoge Raad oordeelt hierover dat van een ongerechtvaardigd verschil in behandeling tussen leaseauto’s en auto’s die de werkgever in eigendom heeft geen sprake is omdat zowel over het privégebruik van leaseauto’s als van auto’s die de werkgever in eigendom heeft btw is verschuldigd.
Terugwerkende kracht gerechtvaardigd
De wetswijziging waarbij een lage vergoeding voor privégebruik wordt ‘opgetrokken’ naar de marktwaarde heeft plaatsgevonden per 1 januari 2012. De regeling geldt echter al vanaf 1 juli 2011. In zoverre heeft de regeling daarom terugwerkende kracht. Naar het oordeel van de Hoge Raad is deze terugwerkende kracht gerechtvaardigd, onder meer omdat de wetswijziging al in juni 2011 is aangekondigd via een persbericht.
Beleidsbesluit vóór 1 juli 2011
Ook onder de vóór 1 juli 2011 geldende regelgeving mochten werkgevers een forfaitaire regeling gebruiken voor het privégebruik van de auto van de zaak. Die regeling was (ook) in een beleidsbesluit van de staatssecretaris van Financiën neergelegd. In dat besluit stond dat de ondernemer de over het privégebruik verschuldigde btw aan het eind van het jaar moest betalen.
‘Geen grondslag meer voor eindejaar heffing’ telt niet
Omdat dit beleidsbesluit met ingang van 1 juli 2011 was ingetrokken, werd aangevoerd dat er geen grondslag meer was voor deze ‘eindejaar heffing’. De Hoge Raad oordeelt anders en heeft beslist dat de verplichting is blijven bestaan om aan het einde van het jaar 2011 over het privégebruik van de auto van de zaak in het eerste halfjaar van 2011 btw te betalen.
Massaal bezwaar
De hiervoor omschreven wijzigingen in de regelgeving hebben geleid tot rond de twee miljoen bezwaarschriften. De staatssecretaris van Financiën heeft deze bezwaarschriften aangewezen als
massaal bezwaar. Aan de hand van deze vier uitspraken van de Hoge Raad zal de Belastingdienst op deze bezwaarschriften beslissen.
De Belastingdienst bestudeert de arresten van de Hoge Raad en beziet de eventuele gevolgen voor wet- en regelgeving en voor de afhandeling van de massaal bezwaarprocedure.
Zie het bericht Uitspraak Hoge Raad over btw-heffing privégebruik auto op Belastingdienst.nl
Uitspraken
• Hoge Raad, 21 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:711
• Hoge Raad, 21 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:712
• Hoge Raad, 21 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:713
• Hoge Raad, 21 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:714
Wij zijn u graag behulpzaam bij de afwikkeling.